Dienstapotheek Drechtsteden

Karel Lotsyweg 8 3318 AL Dordrecht Tel:078 - 652 34 76

Medische Encyclopedie

Inhoud

panobinostat

Panobinostat remt de groei van kankercellen.

Artsen schrijven het voor bij een type kanker, namelijk multipel myeloom (de ziekte van Kahler).

Wat doet panobinostat en waarbij gebruik ik het?

Kanker

De ziekte van Kahler wordt ook wel multipel myeloom genoemd en is een kanker van het beenmerg. In het beenmerg worden de bloedcellen aangemaakt en aan het bloed afgegeven. Bij de ziekte van Kahler vermenigvuldigen bloedcellen uit het beenmerg zich zomaar, waardoor ze de aanmaak van andere, gezonde, bloedcellen tegenwerken. Een tekort aan deze gezonde bloedcellen zorgt voor een verminderde afweer tegen infecties, bloedarmoede en geeft meer kans op bloedingen. Bovendien nestelen deze kwaadaardige bloedcellen zich in de botten en tasten daar het botweefsel aan.

Verschijnselen
Klachten van mensen met de ziekte van Kahler zijn botpijn in rug, ribben, nek of bekken en botbreuken, extreme vermoeidheid, neusbloedingen, bloedend tandvlees of blauwe plekken. Verder ontstaan door de verminderde afweer sneller infecties.

Behandeling
Afhankelijk van het stadium van de ziekte en de individuele omstandigheden, bestaat de behandeling uit chemotherapie, bestraling of stamceltransplantatie. Verder is de behandeling erop gericht pijn, botontkalking, infecties en bloedarmoede te behandelen en te voorkomen.

Artsen schrijven panobinostat voor bij de ziekte van Kahler als er eerder 2 andere behandelingen zijn gegeven die niet effectief waren. Panobinostat wordt dan altijd gecombineerd met het bijnierschorshormoon dexamethason en bortezomib, een ander medicijn tegen kanker. 

Werking
Panobinostat remt de groei van kankercellen en vermindert het aantal daarvan. Hierdoor kan het beenmerg meer gezonde bloedcellen aanmaken en duurt het langer voor de kankercellen weer groeien.

Lees meer over kanker . “

Wat zijn mogelijke bijwerkingen?

Dit medicijn heeft een krachtige werking op kankercellen, maar ook op gezonde lichaamscellen. Hierdoor kunnen bijwerkingen ontstaan.

Door de lijst van bijwerkingen kan het lijken dat het middel erger is dan de kwaal. Maar de bijwerkingen komen lang niet bij iedereen in dezelfde mate voor. Bovendien gaan de bijwerkingen na de behandeling geleidelijk over.

De belangrijkste bijwerkingen zijn de volgende.

Regelmatig (bij meer dan 30 op de 100 mensen)

  • Te weinig witte en rode bloedcellen en bloedplaatjes

    Uw arts zal uw bloed regelmatig laten controleren. Soms moet u tijdelijk met de behandeling stoppen tot het aantal bloedcellen weer voldoende is.

    • Door te weinig witte bloedcellen is uw lichaamseigen afweer verminderd. U merkt dit aan vaker infecties, zoals verkoudheid, bronchitis, longontsteking, blaasontsteking of huidinfecties. Of aan keelpijn, koorts en blaren in de mond. Krijgt u koorts of verschijnselen van een infectie, zoals benauwdheid, kortademigheid en hoesten? Raadpleeg dan altijd meteen uw arts.
    • Te weinig rode bloedcellen merkt u aan extreme vermoeidheid en een bleke huid.
    • Te weinig bloedplaatjes merkt u aan bloedingen, zoals bloedneuzen, kleine rode vlekjes in de huid, snel blauwe plekken en bloed in de urine. Zelden krijgt u bloeduitstortingen in de huid, een bloeding in de maag of darmen, bloed in de urine, ophoesten van bloed of bloedend oogslijmvlies. Waarschuw direct een arts als u bloed in de urine of in de ontlasting ziet, of als u bloed ophoest of bloed braakt.
  • Maagdarmklachten, zoals diarree, misselijkheid, braken, buikpijn, maagpijn, een opgeblazen gevoel en winderigheid

    Bij misselijkheid kan het helpen het medicijn met wat voedsel in te nemen.
    Zodra u diarree krijgt, moet u hier een medicijn tegen gebruiken, zoals loperamide. Overleg dit met uw arts. Neem contact op met uw arts als u bovenop uw normale ontlastingpatroon viermaal of vaker per dag dunne ontlasting heeft of als u ook 's nachts diarree heeft. Soms is het nodig om uitdroging te voorkomen met een vochtinfuus.
    Om maagpijn te bestrijden, en de kans op een bloeding te verminderen, kan de arts een maagbeschermend middel voorschrijven.
    Bij misselijkheid schrijft de arts een antibraakmiddel voor. Mogelijk helpt het om vaker te eten, maar dan kleine beetjes. Als u moet overgeven nadat u de capsules heeft ingenomen, mag u ze niet nogmaals innemen, maar moet u wachten tot de volgende dosis.

Soms (bij 10 tot 30 op de 100 mensen)

  • Verminderde eetlust, gewichtsverlies

  • Hoofdpijn, slapeloosheid, duizelig of draaierig gevoel

  • Te weinig van bepaalde mineralen in uw bloed

    De hoeveelheid calcium, natrium, kalium, magnesium of fosfaat kan te laag worden. Uw arts zal tijdens de behandeling uw bloed regelmatig hierop controleren.

  • Hoesten, kortademigheid, benauwdheid, piepende ademhaling

    Raadpleeg bij deze klachten uw arts.

  • Dikke voeten, enkels en onderbenen door vasthouden van vocht

    Overleg met uw arts als u hier last van heeft.

Zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen)

  • Droge mond, smaakstoornissen, ontstoken lippen en mondhoeken

  • Te trage werking van uw schildklier. U merkt een te langzame schildklier aan vermoeidheid, gevoel van koude en gewichtstoename.

    Als u een van deze verschijnselen opmerkt, raadpleeg dan uw arts.

  • Sepsis. U merkt het aan koorts of juist een te lage temperatuur, snelle ademhaling en snelle hartslag. 

    Dit is een hevige reactie van het lichaam op een infectie met bacteriën, virussen of schimmels. Waarschuw dan direct een arts.

  • Te veel urinezuur in het bloed. U kunt hierdoor een jichtaanval krijgen.

  • Te veel glucose in het bloed. U merkt dat aan dorstgevoel, veel moeten plassen en een droge mond.

    Raadpleeg in dat geval uw arts of verpleegkundige.

  • Verandering van de bloeddruk. Een te lage bloeddruk merkt u aan duizeligheid bij het opstaan uit een stoel of bed of flauwvallen. Een te hoge bloeddruk merkt u meestal niet.

    Uw arts zal uw bloeddruk regelmatig controleren. Als u zich duizelig voelt, sta dan langzaam op uit bed of van een stoel. U kunt het beste even gaan liggen en de benen wat hoger leggen, bijvoorbeeld op een kussen.

  • Hartkloppingen, te snelle of juist te langzame hartslag, hartritmestoornissen. U merkt dit soms alleen aan plotselinge duizelingen of als u even wegraakt.

    Vooral mensen met de hartritmestoornis verlengd QT-interval hebben hier meer kans op. Gebruik dit medicijn NIET als u deze hartritmestoornis heeft.

  • Trillende handen

  • Overgevoeligheid voor dit medicijn. Dit kan zich uiten in huiduitslag, rode huid of galbulten.

    Raadpleeg dan uw arts.
    Als u overgevoelig bent, mag u dit medicijn in de toekomst niet meer gebruiken. Geef dit daarom aan de apotheker door. Het apotheekteam kan er dan op letten dat u dit medicijn niet opnieuw krijgt.

  • Pijnlijke gezwollen gewrichten

  • Zwak gevoel, koude rillingen

  • De plas niet kunnen ophouden (incontinentie)

  • Verminderde werking van de nieren. Waarschuw uw arts als u minder plast of als de urine een donkere kleur krijgt.

Zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen)

  • Leveraandoeningen. U kunt dit merken aan een gevoelige, opgezwollen buik, jeuk over het hele lichaam of een gele kleur van het oogwit of van de huid.

    Waarschuw dan een arts.

  • Hartinfarct. Waarschuw direct een arts bij hevig drukkende of snoerende pijn op de borst of bij een uitstralende pijn naar uw bovenarm, kaken of schouder.

Uitleg frequenties

Regelmatig : bij meer dan 30 op de 100 mensen
Soms : bij 10 tot 30 op de 100 mensen
Zelden : bij 1 tot 10 op de 100 mensen
Zeer zelden : bij minder dan 1 op de 100 mensen

Mag ik panobinostat gebruiken met andere medicijnen?

Dit middel heeft wisselwerkingen met andere medicijnen.
In de tekst hieronder staan alleen de werkzame stoffen van deze medicijnen, dus niet de merknamen. Of uw medicijn een van die werkzame stoffen bevat, kunt u nagaan in uw bijsluiter onder het kopje ‘samenstelling’.

De medicijnen waarmee de belangrijkste wisselwerkingen optreden zijn de volgende.

  • Vaccins, zoals bof-mazelen-rodehondvaccin (BMR), gelekoortsvaccin, rotavirusvaccin en BCG-vaccin. Panobinostat vermindert de werkzaamheid van deze vaccins en kan de kans op bijwerkingen ervan verhogen. Gebruik deze vaccins NIET. Overleg hierover met uw arts.
    Andere vaccins, zoals influenzavaccin, tetanusvaccin en vaccin tegen baarmoederhalskanker, werken minder goed door panobinostat. Overleg met uw arts. Soms kan in uw bloed onderzocht worden of het vaccin goed heeft gewerkt. Soms zal uw arts voorstellen een extra vaccinatie te geven.
  • De antistollingsmiddelen acenocoumarol en fenprocoumon. Panobinostat kan de werking hiervan beïnvloeden. Licht de trombosedienst daarom in als u panobinostat gaat gebruiken, als de dosering verandert of als u stopt met panobinostat.
  • Sommige medicijnen tegen kanker. Vraag aan uw apotheker om welke medicijnen dit gaat. De werking of bijwerkingen van deze medicijnen kunnen veranderen. Overleg hierover met uw arts.
  • Sommige medicijnen tegen hiv. Vraag uw apotheker of arts hiernaar.

Onderstaande medicijnen verminderen de werking van panobinostat. Als u een van deze medicijnen toch moet gebruiken zal uw arts u extra controleren en eventueel de dosis aanpassen. Als u stopt met dit medicijn kan het effect op panobinostat nog enkele weken voortduren. Het gaat om:

  • De medicijnen tegen epilepsie en zenuwpijn carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en primidon.
  • De medicijnen tegen tuberculose rifabutine en rifampicine.
  • Sint-janskruid (hypericum), een kruidenmiddel tegen depressieve klachten. Overleg met uw arts.

Onderstaande medicijnen versterken de bijwerkingen van panobinostat. Als u een van deze medicijnen toch moet gebruiken zal uw arts u extra controleren en eventueel de dosis aanpassen. Het gaat om:

  • De antibiotica claritromycine en erytromycine.
  • De antischimmelmedicijnen itraconazol en voriconazol.
  • Het medicijn tegen de ziekte van Cushing ketoconazol.

Het is belangrijk dat uw arts weet welke medicijnen u nog meer gebruikt. Neem daarom uw medicatieoverzicht mee als u naar het ziekenhuis gaat. Dit is een overzicht waarop staat welke medicijnen u gebruikt, maar ook of u bijvoorbeeld allergisch bent voor bepaalde medicijnen. U kunt dit overzicht bij uw eigen apotheek opvragen. Krijgt u in het ziekenhuis nieuwe medicijnen, of verandert er iets aan uw medicijngebruik? Geef dit dan ook weer door aan uw eigen apotheek. Dan blijft uw medicatieoverzicht actueel.

Kan ik met dit medicijn autorijden, alcohol drinken en alles eten of drinken?

autorijden?
U kunt duizelig worden door dit medicijn. Is dat bij u het geval? Rijd dan geen auto.

Let op: als u kanker heeft, kan dat ook een reden zijn dat u niet mag autorijden. Overleg met uw arts of dat bij u het geval is. Wilt u meer informatie over autorijden bij bepaalde aandoeningen? Kijk dan op de website van het CBR.

Voor meer algemene informatie kunt u het thema ‘Medicijnen in het verkeer‘ lezen. In dit thema leest u bijvoorbeeld wat de wet zegt over medicijnen in het verkeer. Ook vindt u adviezen waarmee u rekening moet houden als u wel (weer) mag autorijden.

alcohol drinken?
Bij dit medicijn zijn hiervoor geen beperkingen.

alles eten?
Drink geen grapefruitsap. Dit versterkt de kans op bijwerkingen van panobinostat. Mocht u stoppen met panobinostat, dan kunt u vanaf 3 dagen daarna weer grapefruit(sap) gebruiken. Een glas grapefruitsap (vers geperst of uit een pak) bevat het sap van meerdere grapefruits. Ook als u grapefruits eet, kunt u last krijgen van bijwerkingen.

Mag ik dit medicijn gebruiken als ik zwanger ben, wil worden of borstvoeding geef?

Zwangerschap
U mag dit medicijn NIET gebruiken als u zwanger bent of binnenkort wilt worden. Het kan schadelijk zijn voor het kind. Gebruik daarom een goede anticonceptie tijdens de behandeling tot minstens 3 maanden na stoppen. Overleg hierover met uw arts.
Mannen mogen geen kinderen verwekken als zij panobinostat gebruiken tot minstens 6 maanden na stoppen.

Borstvoeding
Gebruik dit medicijn NIET als u borstvoeding geeft of stop de borstvoeding. Het is niet bekend of dit medicijn in de moedermelk terechtkomt. Als het in de moedermelk komt, kan het ernstige bijwerkingen bij de baby geven.

Hoe gebruik ik dit medicijn?

Kijk voor de juiste dosering altijd op het etiket van de apotheek.

Hoe?
De capsules heel doorslikken met een half glas water. Niet op kauwen of openmaken.

Wanneer?
U gebruikt panobinostat steeds in een cyclus van 3 weken. U neemt dit medicijn gedurende de eerste 2 weken op dag 1, 3, 5, 8, 10 en 12, daarna heeft u 1 week pauze. Neem het op deze dagen op ongeveer hetzelfde tijdstip in.

De andere medicijnen die bij deze behandeling horen, zijn een infuus met bortezomib en tabletten met dexamethason. Deze gebruikt u ook op bepaalde dagen in deze 2 weken, waarna u een week pauze heeft. Vraag uw apotheker of arts om een slikschema.

Als u last van misselijkheid heeft, kunt u het beste eerst wat eten voordat u de capsules inneemt.

Hoelang?
U begint met 8 keer een cyclus van 3 weken, dus 24 weken (ruim 5 maanden). Als het nodig is kunt u aansluitend nogmaals een kuur van 24 weken krijgen. Meestal duurt een behandeling met panobinostat niet langer dan 48 weken, dit is ongeveer 10 maanden.

Terug naar overzicht